we·zen·loos (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap:wezenlozer, overtreffende trap: wezenloost)zonder gevoel, verstand, uitdrukking: wezenloze gelaatstrekken;zich wezenloos schrikken heel erg schrikken
Ik boetseerde een beeld, en het overleefde de oven niet. Alleen het hoofd bracht het er zonder schade vanaf. En eigenlijk vind ik het ondanks het vele werk achteraf bekeken nog niet eens zo erg.
Het hoofdje heeft een speciaal plekje gekregen en hoe meer ik het bekijk, hoe dierbaarder het me wordt en hoe meer het me intrigeert.
Die wezenloze blik, het is alsof het me zeggen wil: je hebt geen idee wat ik allemaal heb meegemaakt 🤔